Onderhoudstips

1. ROZEN EN HUN VERZORGING

1.1 Standplaats

Rozen gedijen op alle gronden, iets beter in zwaardere grond dan in lichte zandgrond. Ze vragen een goed doorlatende, humusrijke bodem die best ruim is voorzien van voedingsstoffen. U doet er goed aan om voor het planten organische mest in te werken: stalmest, kompost of een andere goed verteerde organische mestof, zeker voldoende toevoegen bij zandgrond.
Indien u zure grond heeft moet u een kalkgift toedienen in het najaar. Bodemverdichting en het ondiep voorkomen van een ondoordringbare laag in het bodemprofiel is nefast voor de ontwikkeling van de rozen. Maak daarom de grond los tot op 50 cm.
Rozen houden van een zonnige en luchtige plaats, op een beschaduwde plaats bloeien ze minder. Plant ze niet in een besloten ruimte want dan is er meer risico voor last van bladluizen, witziekte en sterroetdauw.
Plant klimrozen niet direct tegen een muur aan. Een dergelijke plaats is vaak kurkdroog. Blijf minstens 40 tot 50 cm. van de muur af.

1.2 Planten

U hebt de keuze tussen planten met blote wortel en planten in pot, door vaklui containerplanten genoemd. Plantgoed met blote wortels kunt u opplanten vanaf half oktober tot half april, behalve tijdens de vorstperiode. Containerplanten kunt u in principe het jaarrond opplanten.
Het najaar, dit is van half oktober tot einde december, is de meest geschikte periode om rozen te planten. De grond is nog relatief warm en als gevolg daarvan kunnen de wortels wellicht nog wat haarworteltjes vormen zodat de planten voor de winter ’vast staan’. In het voorjaar ontwikkelen de rozen zich dan veel beter. Op dat tijdstip is er een ruimer aanbod beschikbaar.
Na aankoop van rozen in blote wortel is het aan te raden om het plantgoed te beschermen tegen uitdroging. Plant u nog dezelfde dag dan volstaat het om een vochtige zak of doek over de wortels te leggen. Duurt het langer, kuil ze dan in groep schuin in de grond zodat de aarde de wortels bedekken. Bij najaarsplanting worden de stuikrozen ingekort tot op een hoogte van 20 tot 30 cm boven de grond. In het voorjaar worden ze dan kort gesnoeid (zie snoeien). Bij lenteplanting worden de rozen onmiddellijk kort gesnoeid. Bij het planten de oculatieplaats (dit is het punt waar het bovengedeelte van de plant met de wortel is verbonden) steeds voldoende diep planten, zodat zelf na bezakken van de bodem, het occulatiepunt nog steeds onder het bodemoppervlak zit.
De plantafstand varieert naargelang de groeikracht bij struikrozen: Grootbloemige , Trosrozelaars, Bodembedekkende rozen plantafstand van 40 cm. of 4 à 5 planten per m² Miniatuurroosjes hebben een plantafstand van 30 cm. of 9 à 10 planten per m² Heester en klimrozen 60 à 75 cm uit elkaar of 1 à 2 planten per m² Stam en Treurrozen worden aangebonden aan een flinke steunpaal of bamboestok. Tijdens een droge periode moet er water worden gegeven aan de jonge aanplant vooral bij aanplant voorjaar of zomer bij containerplanten.

2. HET ONDERHOUD

2.1 Snoeitips

Struikrozen en miniatuurrozen

Deze rozen dienen jaarlijks kort ingesnoeid te worden. In het najaar snijdt u de plant ongeveer 1/3 tot 1/2 terug tot boven de grond. In het voorjaar (half maart) als de vorst voorbij is, worden de rozen definitief teruggesnoeid : eerst het dode hout verwijderen en zwakke takken verwijderen daarna alle overige takken kort terugsnoeien tot op 3 ogen of 3 à 5 cm van de grond.
Tijdens de zomer blijft de snoei beperkt tot het weghalen van uitgebloeide bloemen of bloemtrossen. Hierbij wordt teruggesneden tot juist boven het eerstvolgende goed ontwikkeld blad, meestal samengesteld uit vijf blaadjes.

Bodembedekkende rozen

Met deze groep rozen bent u niet verplicht ze jaarlijks kort in te snoeien. Naargelang het beoogde doel worden deze bijgesnoeid.
Meestal is het toch beter van ze ieder jaar kort in te snoeien zoals bij de struikrozen. Als u evenwel ze toch hoger wil laten groeien is inkorten het eerste jaar tot 1/2 of 1/3 boven de grond voldoende. Volgende jaren wel af en toe enkele takken kort terugsnoeien zodat er voldoende jonge takken zich kunnen ontwikkelen. Het dode hout en zwakke takken steeds volledig verwijderen.

Heester en Klimrozen

Snoei in deze soorten is minder ingrijpend. Snoei is in het najaar na de laatste bloeiperiode. Met snoei beoogt men de ontwikkeling van nieuwe sterke grondscheuten of laag geplaatste scheuten te stimuleren.
Hierbij wordt het dode hout, zieke en zwakke scheuten elk jaar weggenomen. Verjonging gebeurt door oudere hoofdtakken te verwijderen of sterk in te snoeien tot 15 cm boven de grond. Tijdens de zomer de uitgebloeide bloemen of bloemtakken verwijderen.

Stamrozen

Stamrozen worden gesnoeid zoals struikrozen. In het voorjaar worden de takken gewoon kort teruggesnoeid tot op 3 ogen of 3à 5 cm boven het oculatie punt die bij stamrozen bovenaan de stamhoogte is.

Verwijderen van wilde scheuten

Een rozenstruik wordt meestal geoculeerd op een wilde onderstam. Daarom is het mogelijk dat deze vanuit de onderstam onderaan of op de zijkant van het oculatiepunt wildopslag kan geven. Op een verkeerde plaats of net boven het beginpunt afknippen kan nog meer wildopslag geven. Daarom is het aan te bevelen om de wilde scheut te volgen tot de stam waaruit hij komt en hem daar tegen de stam af te knippen. Belangrijk géén stukje laten staan want daaruit ontstaan opnieuw wilde scheuten. Een wilde scheut ontstaat steeds onderaan of de zijkant van het oculatiepunt en is meestal lichter (lichtgroen) van kleur dan een tamme scheut van de rozenstruik.
Bij stamrozen komen wilde scheuten voor op de stam zelf of onderaan, verwijder deze zodicht mogelijk tegen de stam zelf, laat geen stukje staan of er ontstaan nieuwe wilde scheuten.

2.2 Bemesting

Rozen wensen een flinke bemesting. Ze zijn zeer dankbaar voor een laagje compost of goed verteerde stalmest die in het najaar de bodem afdekt. In het voorjaar na de snoei wordt een eerste maal rozenkunstmest toegediend.
Tijdens of net na de eerste bloeiperiode een tweede maal kunstmest toedienen. Eind augustus – begin september een derde maal mestof toedienen aan de rozen. Als dosis is een losse hand met mestoffen rond de plant gestrooid voldoende. Als mestof kan u speciaal rozenmest of gedroogde koemestkorrel gebruiken.

3. Ziekten en Plagen

Ondanks het feit dat u uw rozen goed verzorgt, kunnen toch ziekten en plagen opduiken die het mooie uitzicht van uw planten kunnen bedreigen. De bestrijding van ziekten is preventief het belangrijkst. Zodra de eerst minieme symptomen zich melden is een eerste behandeling noodzakelijk. Een tweede behandeling gebeurt ongeveer een tweetal weken erna. Een derde behandeling en meestal de laatste behandeling gebeurt een kleine maand na de tweede beurt.
Een besproeiing mag nooit gebeuren in volle zon en bij regenachtig weder. In de handel zijn erkende chemische en biologische middelen verkrijgbaar. Het regelmatig verwijderen van zieke bladeren en takken tijdens en na het groeiseizoen kan veel verhelpen.

Witziekte (echte meeldauw)

De symptomen zijn duidelijk herkenbaar: op de jonge plantendelen verschijnen vlekken die bedekt zijn met een wit, poederachtig schimmelpluis.
Deze ziekte treedt vooral op in perioden met relatief warme dagen en koude vochtige nachten. In ernstig gevallen treedt bladval op en zijn de bloemen en knoppen misvormd.

Bladluizen

Jonge loten, bladeren en knoppen kunnen soms zwaar belaagd worden door dichte kolonies bladluizen. Ze zuigen plantensap op waardoor de groei belemmert wordt.

Sterroetdauw

De kenmerken zijn het duidelijkst zichtbaar in de zomer en de herfst. De bladeren vertonen een veelvoud van bruin-paarse, uitstralende vlekken die later in elkaar vloeien. Meestal vergelen de bladeren en treedt er een vervroegde bladval op die onderaan de struik begint. De ziekte kan ook bladstelen en takken aantasten. Sterroetdauw zie je meestal op in vochtige periode bij een minimumtemperatuur van 15°C. Vele witziekte middelen werken ook tegen sterroetdauw.

Een goede en regelmatige voeding kan reeds veel verkomen.

Dit onaangename hoofdstukje kan het beste afgesloten worden met een aantal vuistregels die de chemische oorlogvoering voor een groot deel overbodig maakt.

  • zorg dat uw rozen luchtig en in het licht staan.
  • houd uw rozen luisvrui; inspecteer ze daarom regelmatig
  • houd de snoeischaar scherp en schoon
  • verwijder afgevallen rozenblad in het najaar
  • heeft voldoende en evenwichtige voeding aan uw rozen